Narrow your search

Library

KU Leuven (9)

KDG (1)

VIVES (1)

VUB (1)


Resource type

dissertation (8)

book (1)


Language

Dutch (9)


Year
From To Submit

2022 (9)

Listing 1 - 9 of 9
Sort by

Book
Sociale psychologie
Authors: ---
ISBN: 9789024442744 Year: 2022 Publisher: Amsterdam Boom

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Hoe vormen mensen zich een beeld van anderen? Wat is de rol van stereo typen en vooroordelen? Hoe kun je groepsbeslissingen en -prestaties verbeteren? Wanneer helpen mensen elkaar en waarom? Deze en nog veel meer vragen over hoe mensen elkaars gedrag, gedachten en gevoelens beïnvloeden, worden beantwoord in dit boek. Naast wetenschappelijke theorieën worden in ‘Sociale psychologie’ ook prikkelende experimenten en herkenbare situaties beschreven uit het dagelijks leven en de actualiteit. In elk hoofdstuk wordt een deelgebied onder de loep genomen. Aan de orde komen onder meer: zelfbeeld, eerste indrukken, aantrekkingskracht en relaties, beslissen, beïnvloeding, groepsgedrag, stereotypen en pro- en antisociaal gedrag. De hoofdstukken in dit boek zijn geschreven door Nederlandse en Vlaamse hoogleraren en deskundigen uit de betreffende onderzoeksgebieden. De inhoud weerspiegelt de huidige wetenschappelijke kennis en sluit goed aan op de belevingswereld van de student. Het boek is prettig leesbaar, toegankelijk en concreet door de vele voorbeelden. In deze vijfde herziene druk zijn de nieuwste wetenschappelijke inzichten verwerkt. Veel voorbeelden zijn aangepast aan actuele onderwerpen, zoals complotdenken, polarisatie, klimaatverandering, vaccinatie en pandemieën. Het boek is tevens compacter geworden. Bij het boek hoort een online leeromgeving met het online boek, en de video’s, artikelen en achtergrond informatie waarnaar in het boek verwezen wordt. Bij elk hoofdstuk zijn voor studenten een begrippentrainer, verwerkingsopdrachten en oefentoetsen beschikbaar. ‘Sociale psychologie’ is geschreven voor studenten hogere sociale studies en andere studierichtingen waarbij aandacht is voor menselijk gedrag. Het boek is ook zeer geschikt voor professionals die beroepsmatig werken met andere mensen.


Dissertation
Is het rijk van de vrijheid in zicht? Comparatief optimisme en intentie tot COVID-19-vaccinatie

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke kondigde op 8 januari 2021 aan dat hij hoopte tegen september 2021 de Belgische bevolking te vaccineren tegen COVID-19. Zo wou hij een einde maken aan de pandemie. Een deel van de bevolking bleek hiertoe echter niet bereid en ook nu blijft er weerstand. Daarom is het belangrijk te kijken welke psychologische factoren intentie tot vaccinatie voorspellen. Risicoperceptie is zo’n factor (Brewer et al., 2007), hoewel hierin vertekeningen kunnen optreden. Eén van die vertekeningen is comparatief optimisme: de eigen kans op een negatieve gebeurtenis lager inschatten dan die van een gemiddeld persoon en de eigen kans op een positieve gebeurtenis hoger inschatten dan die van een gemiddeld persoon (Weinstein, 1980). Die vertekening blijkt ook te bestaan voor COVID-19 (Kuper-Smith et al., 2021). Daarom ging ik na of mensen comparatief optimistisch zijn over COVID-19 en of comparatief optimisten minder geneigd zijn zich te laten vaccineren dan niet-comparatief optimisten. Omdat in de media stemmen klonken die beweerden dat studenten een grote rol speelden bij de verspreiding van het virus, ging ik dat na bij die doelgroep. Deze studie maakte deel uit van een breder online experiment naar de psychologische oorzaken van het (niet-)opvolgen van de COVID-maatregelen. De huidige studie omvatte hieruit twee metingen: comparatief optimisme over en intentie tot vaccinatie tegen COVID-19. De deelnemers waren studenten aan de KU Leuven die ingeschreven waren voor een opleidingsonderdeel Sociale Psychologie. De gegevensverzameling verliep via een online vragenlijst, terwijl de tweede coronagolf in België hevig woedde. Uit analyse van de resultaten bleek de meerderheid van de deelnemers wel geneigd zich te laten vaccineren, maar een aanzienlijk deel niet. Zoals verwacht, schatten de deelnemers de eigen kans om besmet te raken, een ander te besmetten of negatieve gevolgen te ondervinden van besmetting, kleiner in dan die van een gemiddelde student. Daarnaast bleek dat, controlerend voor de aanwezigheid van risicofactoren voor COVID-19, comparatief optimisme over besmetting geen significante voorspeller was van intentie tot vaccinatie, maar comparatief optimisme over de gevolgen van besmetting wel. Deelnemers die comparatief optimistisch waren over de gevolgen van besmetting bleken minder geneigd zich te laten vaccineren dan deelnemers die niet comparatief optimistisch waren. Concluderend zou comparatief optimisme kunnen leiden tot een lagere vaccinatie-intentie. Daarom moeten beleidsmakers en bijvoorbeeld huisartsen inzetten op het bevorderen van accurate risicoperceptie. Het verband met vaccinatie-intentie is echter nog niet duidelijk en er zijn nog veel andere factoren die vaccinatie-intentie voorspellen. Toekomstig onderzoek zou zich hier dan ook op kunnen focussen.

Keywords


Dissertation
De representatie van mensen van Turkse en Marokkaanse origine en racismebias in de Vlaamse pers

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze studie bekijkt de representatie van mensen van Turkse/Marokkaanse origine en hun cultuur in de Vlaamse geschreven pers. Het bredere objectief is een mogelijke niet-intentionele racismebias in de Vlaamse geschreven pers te onderzoeken. De context van angst tijdens de COVID-19 pandemie vormde een unieke opportuniteit om de representatie van mensen uit minderheidsgroepen en racismebias in de Vlaamse pers te bestuderen. Dit onderzoek was een vergelijkende kwantitatieve benadering. De analyse focuste op krantenartikels over overtreders van preventieregels enerzijds en slachtoffers van de ziekte anderzijds, waarbij er een vergelijking was tussen mensen van Turkse/Marokkaanse origine en mensen van Vlaamse origine. Daarnaast was er ook de analyse van krantenartikels over belangrijke feestdagen in beide culturen, die in tijden van epidemie niet zoals gewoonlijk konden gevierd worden. Er is gekeken naar het aantal krantenartikels en naar hun lengte. De resultaten toonden een interactie-effect van de origine van mensen en hun rol als overtreder versus slachtoffer op het aantal artikels in de Vlaamse kranten. Er waren meer artikels over slachtoffers van de ziekte dan over overtreders van preventieregels. Het verschil tussen het aantal artikels met mensen van Turkse en Marokkaanse origine in de rol van overtreder versus de rol van slachtoffer was significant kleiner dan bij mensen van Vlaamse origine. Dit resultaat suggereerde een subtiele bias. Er waren geen hoofdeffecten noch interactie-effecten van de variabelen origine en rol op de lengte van de artikels. Dit kan mogelijk een gevolg zijn van de routine op krantenredacties waar min of meer vaste formats met een bepaald aantal woorden afgesproken zijn voor dagelijks nieuws. Tenslotte toonden de resultaten over de alternatieve beleving van feestdagen in beide culturen een genuanceerd beeld. De resultaten lieten zien dat er in tijden van COVID-19 significant minder maar significant langere artikels waren over de alternatieve beleving van traditionele feesten uit de islamitische traditie dan over feesten van de meerderheidscultuur. In deze preliminaire studie was er enige evidentie voor een mogelijke subtiele bias ten nadele van mensen met Turkse/Marokkaanse origine in de Vlaamse geschreven pers. Meer systematisch en grootschaliger kwantitatief onderzoek is nodig om te onderzoeken of deze resultaten een constante zijn over verschillende tijdsperioden heen.

Keywords


Dissertation
Overtuigingen van Zelfsuperioriteit en de COVID-19 Maatregelen

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze masterproef maakt deel uit van een breder onderzoek naar motivationele factoren, de intentie om de COVID-19 maatregelen na te leven en de intentie om zich te laten vaccineren. Binnen deze masterproef zijn we meer specifiek geïnteresseerd in het verband tussen enerzijds comparatief optimisme en de intentie om de COVID-19 maatregelen na te leven en anderzijds illusoire superioriteit en de intentie om de COVID-19 maatregelen na te leven. Volgend op de literatuurstudie stelde we als eerste hypothese dat de mate van comparatief optimisme negatief samenhangt met het naleven van de COVID-19 maatregelen. Dit betekent dat we verwachtten dat deelnemers met een hoge mate van comparatief optimisme de COVID-19 maatregelen minder zouden naleven dan deelnemers met een lage mate van comparatief optimisme. Als tweede hypothese stelden we dat illusoire superioriteit positief samenhangt met het naleven van de COVID-19 maatregelen, wat concreet inhoudt dat we verwachtten dat deelnemers met een hoge mate van illusoire superioriteit aangeven de COVID-19 maatregelen beter na te leven dan deelnemers met een lage mate van illusoire superioriteit. Om deze hypothesen te toetsen, maakten we gebruik van twee afzonderlijke enkelvoudige lineaire regressieanalyses met respectievelijk comparatief optimisme en illusoire superioriteit als predictorvariabelen en het naleven van de COVID-19 maatregelen als uitkomstvariabele. Uit resultaten van de data-analyses leidden we af dat de mate van comparatief optimisme van een bepaalde deelnemer niet samenhangt met de mate waarin deze deelnemer de COVID-19 maatregelen naleeft en dat de mate van illusoire superioriteit zeer beperkt positief samenhangt met het naleven van de COVID-19 maatregelen.

Keywords


Dissertation
Het effect van de rolverdeling en directionaliteit in similariteitsuitspraken over gendergroepen op de perceptie van de spreker

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Deze masterproef wil de vraag beantwoorden of een klein verschil in hoe iemand twee groepen met elkaar vergelijkt, een impact heeft op hoe mensen de persoon die deze vergelijking uitspreekt beoordelen en hoe ze diens communicatiedoelen beoordelen. Door hierop een antwoord te formuleren is het mogelijk dat mensen hiermee rekening houden in hun communicatie, zeker wanneer het belangrijk is om geen foute indrukken na te laten. De precieze vraagstelling van deze masterproef bestaat erin of mensen iemand en zijn/haar communicatiedoelen anders zullen beoordelen wanneer deze persoon bijvoorbeeld ‘vrouwen zijn even jaloers als mannen’ in vergelijking met ‘mannen zijn even jaloers als vrouwen’ zegt. Dit gaat om een verschil in de rolverdeling, waarbij één van de gendergroepen ofwel als referent functioneert ofwel als subject. De ene rolverdeling is gebruikelijker dan de andere; mensen hebben de neiging om de groep die het meest typisch is voor het beschreven kenmerk in de referentpositie te zetten (bijvoorbeeld vrouwen in de uitspraak ‘mannen zijn even jaloers als vrouwen’; Kahneman & Miller, 1986). Naast de rolverdeling, is er ook een verschil in directionaliteit mogelijk. Dit gaat erom hoe expliciet iemand een vergelijking tussen groepen maakt: je kan zeggen ‘mannen zijn even jaloers als vrouwen’, maar je kan ook zeggen ‘mannen en vrouwen zijn even jaloers’. Zal iemand die één van deze uitspraken hoort de spreker anders beoordelen afhankelijk van de vorm van de uitspraak? Aan de hand van een online experimenteel onderzoek probeerden we antwoorden te bieden op bovenstaande vragen. Het onderzoek bestond uit een 2 (gebruikelijkheid) x 2 (directionaliteit) x 2 (valentie) design. De deelnemers waren studenten aan de KU Leuven. Uit de 385 deelnames namen we er 307 op in de analyses. In het experiment kregen de deelnemers 40 similariteitsuitspraken te zien, waarna ze verschillende taken moesten uitvoeren. De resultaten toonden aan dat deelnemers de spreker die similariteitsuitspraken maakte anders beoordeelden indien het eigen gender als subject versus referent functioneerde. Het effect was echter afhankelijk van de kenmerken die de spreker in zijn uitspraken beschreef. Verder vonden we geen verschil in hoe deelnemers de spreker beoordeelden bij directionele versus niet-directionele uitspraken. We vonden ook geen evidentie voor de invloed die de rolverdeling zou kunnen hebben op de waarneming van communicatiedoelen. Deze masterproef bevat allereerst een uitleg over de relevantie van dit onderzoek. Vervolgens is er een overzicht van de literatuur rond de mogelijke invloed van taal op de spreker. De termen rolverdeling en directionaliteit worden besproken, naast onderzoek naar comparatieve communicatie. Hierna introduceer ik de onderzoeksvraag en hypothesen. Verder bespreek ik de methode en de resultaten. Ik eindig met een discussie waarin ik de resultaten beter tracht te begrijpen en geef enkele kritische bedenkingen mee.

Keywords


Dissertation
De invloed van formaat, stereotypeconsistentie en valentie van comparatieve uitspraken over mannen en vrouwen op focalisme.

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Stereotypen zijn algemene overtuigingen over de karakteristieken, eigenschappen en gedragingen van leden die behoren tot bepaalde groepen (Hilton & von Hippel, 1996). Ze helpen mensen om hun sociale leefwereld te vereenvoudigen (Hoorens, 2016), maar kunnen leiden tot vooroordelen en discriminatie (Fiske, 1998). Mensen dragen stereotypen over via verbale communicatie en deze overdracht leidt tot stereotypen die extremer zijn (Lyons & Kashima, 2003; Thompson et al., 2000), minder informatie over verschillen tussen groepen bevatten en een hogere sociale consensus hebben (Thompson et al., 2000). Eerder onderzoek toonde aan dat mensen bij een vergelijking tussen twee groepen meer aandacht hebben voor informatie over de groep die werd gespecifieerd als het subject in de vergelijking dan voor informatie over de groep die werd gespecifieerd als de referent in de vergelijking (Moore & Kim, 2003; Wankë et al., 1995). Dit verschijnsel heet focalisme. Gegeven de gevolgen van stereotypen en de rol van verbale communicatie in hun overdracht, is het van belang om inzicht te krijgen in hoe mensen meer aandacht hebben voor het subject bij comparatieve uitspraken over groepen in functie van hoe deze uitspraken zijn verwoord. In deze masterproef onderzochten we of het formaat, de stereotypeconsistentie en de valentie van comparatieve uitspraken over mannen en vrouwen een invloed hadden op focalisme. Om dit te onderzoeken voerden we een experiment uit waarbij de proefpersonen 20 comparatieve uitspraken over mannen en vrouwen lazen, en per uitspraak beoordeelden in welke mate de uitspraak ging over mannen én vrouwen. De uitspraken waren ofwel expliciet comparatief ofwel impliciet comparatief, en ofwel stereotiep ofwel contra-stereotiep, waarvan de helft van de uitspraken verwees naar positieve eigenschappen en de andere helft van de uitspraken verwees naar negatieve eigenschappen. De resultaten toonden aan dat het formaat en de valentie, maar niet de stereotypeconsistentie van de comparatieve uitspraken over mannen en vrouwen een invloed hadden op focalisme. Proefpersonen bleken bij impliciet comparatieve uitspraken meer aandacht te hebben voor het subject dan bij expliciet comparatieve uitspraken. Ze bleken ook bij uitspraken over negatieve eigenschappen meer aandacht te hebben voor het subject dan bij uitspraken over positieve eigenschappen. Deze bevindingen kunnen betekenen dat mensen bij comparatieve uitspraken over mannen en vrouwen meer aandacht hebben voor informatie over het subject in functie van hoe deze uitspraken verwoord zijn. Het is mogelijk dat mensen er daardoor niet in slagen om even belangrijke informatie over de referent op te nemen.

Keywords


Dissertation
De gender pension gap in België: Het effect van loopbaankeuzes en keuzevrijheid tijdens de loopbaan

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Er bestaat een kloof tussen het gemiddelde pensioeninkomen van vrouwen en mannen, genaamd de gender pension gap (Eurostat, 2020). De kloof wordt bepaald door factoren zoals genderverschillen in loopbaankeuzes en de ervaren keuzevrijheid tijdens de loopbaan. Onderzoek naar de gender pension gap neemt toe door sociaaleconomische veranderingen zoals de toegenomen arbeidsparticipatie van de vrouw. Voortbouwend op resultaten van het MiGaPe project, onderzochten we een aantal factoren die de gender pension gap kunnen beïnvloeden en te maken hebben met loopbaankeuzes en keuzevrijheid tijdens de loopbaan. We onderzochten of mannen en hoger opgeleiden meer comparatief optimisme vertonen dan vrouwen en lager opgeleiden. Deze verschillen zijn geassocieerd met het feit dat mannen en hoger opgeleiden meer keuzevrijheid ervaren tijdens hun loopbaan dan vrouwen en lager opgeleiden. Daarnaast onderzochten we of zowel mannen als vrouwen zich financieel comfortabeler voelen op basis van een pensioen dat van beide partners komt dan enkel op basis van een eigen pensioen. We verwachtten dat dit verschil groter is bij vrouwen dan bij mannen. Binnen de context van loopbaankeuzes, onderzochten we of vrouwen vaker dan mannen loopbaanevents rapporteren die minder optimaal zijn voor de pensioenopbouw en of vrouwen zich meer zorgen maken over hun pensioen dan mannen. Ook onderzochten we of vrouwen zich realiseren wat de impact is van loopbaantransities op het pensioen. Voor dit onderzoek werden deelnemers gerekruteerd via het iVox-panel, beheerd door het bedrijf Bilendi. Uit de resultaten bleek dat mannen en hoger opgeleiden meer comparatief optimisme vertonen dan vrouwen en lager opgeleiden. Bovendien bleek dat mannen niet meer keuzevrijheid ervaren dan vrouwen, maar wel dat hoger opgeleiden meer keuzevrijheid ervaren dan lager opgeleiden. Verder verwachten zowel mannen als vrouwen dat het makkelijker is om rond te komen en van luxe te genieten met een pensioen van beide partners dan enkel met een eigen pensioen. Het belang van beroep te kunnen doen op beide pensioenen is groter bij vrouwen. Vrouwen rapporteerden vaker dan mannen loopbaanevents die suboptimaal zijn voor de pensioenopbouw. Ten slotte maken vrouwen zich niet meer zorgen over het pensioen dan mannen en rapporteerden vrouwen niet meer dan mannen dat de gevolgen voor hun pensioen een kleinere rol spelen bij loopbaantransities. Sleutelwoorden: gender pension gap, comparatief optimisme, keuzevrijheid

Keywords


Dissertation
Gelijkenissen over mannen en vrouwen of vrouwen en mannen? Een experimenteel onderzoek naar de invloed van de formulering van gelijk enissen op focalisme

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

Uitspraken over gelijkenissen tussen twee (sociale) groepen zoals geslachtsgroepen kunnen verschillend geformuleerd worden. Eerder onderzoek toonde aan dat dit kan leiden tot verschillende interpretaties, ondanks dat de stellingen logisch gelijk zijn. Focalisme is een mogelijk mechanisme dat voor deze vertekening zorgt, en betekent dat mensen bij het interpreteren meer op de target focussen dan op de referent. We vroegen ons af wat de invloed is van verschillende geformuleerde gelijkenissen op focalisme. Om dit te onderzoeken lazen de deelnemers 20 stellingen in de vorm van geanonimiseerde tweets. De stellingen waren gelijkenissen over mannen en vrouwen. De stellingen waren directioneel of niet-directioneel en gewoon of ongewoon geformuleerd. Directionele gelijkenissen (bv. “Vrouwen zijn even goed in wetenschappen als mannen.”) beschrijven hoe de target (bv. vrouwen) op de referent lijkt (bv. mannen). Niet-directionele gelijkenissen beschrijven hoe twee groepen op elkaar lijken zonder dat er een rolverdeling van target en referent is (bv. “Vrouwen en mannen zijn even goed in wetenschappen.”). Volgens eerder onderzoek worden gelijkenissen doorgaans ‘gewoon’ geformuleerd (d.w.z. stereotypeconsistent). De referent (directioneel) of de eerste groep (niet directioneel) was daarom het stereotiepe geslacht voor de uitdrukking, en de target (directioneel) of de tweede groep (niet-directioneel) het niet stereotiepe geslacht. Bij een andere rolverdeling of woordvolgorde beschouwden we gelijkenissen ‘ongewoon’. We vroegen hen om aan te geven in welke mate de twitteraar een mening wou uitdrukken over mannen en vrouwen in twee aparte schalen per geslacht. Op basis van eerder onderzoek veronderstelden we focalisme indien de deelnemers aangaven dat dit meer over de target (directioneel) of de tweede groep (niet-directioneel) dan over de referent (directioneel) of de eerste groep (niet-directioneel) was. Zoals voorspeld focusten de deelnemers in directionele gelijkenissen meer op de target dan op de referent, en in grotere mate indien de referent het stereotiepe geslacht was dan indien de target het stereotiepe geslacht was. In niet-directionele gelijkenissen focusten de deelnemers verrassend op het stereotiepe geslacht, en niet op de tweede groep. Op basis van de huidige resultaten stellen we dat het niet-directioneel formuleren van gelijkenissen, en specifiek indien de niet stereotiepe groep eerst wordt genoemd, kan bijdragen aan het reduceren van geslachtsstereotypen.

Keywords


Dissertation
Racisme in de berichtgeving over Covid-19 Een onderzoek naar racial bias ten aanzien van etnische minderheden in de berichtgeving over Covid-19

Loading...
Export citation

Choose an application

Bookmark

Abstract

In 2020 werden we geconfronteerd met de coronapandemie waardoor we lange tijd in lockdown moesten. In die periode verschenen in de media regelmatig getuigenissen van mensen over hun ervaringen met Covid-19. In eerdere onderzoeken over andere thema’s in de media (zoals sportverslaggeving) werd al aangetoond dat de berichtgeving racistisch is. Dit roept bij mij de vraag op in hoeverre de berichtgeving over Covid-19 racistisch is. De vraag die ik mij in dit onderzoek aanvankelijk ging stellen, is: ‘Is er sprake van racial bias ten opzichte van Marokkaanse Belgen in de berichtgeving over Covid-19? Doordat ik geen artikels vond over Marokkaanse Belgen heb ik deze vraag uitgebreid naar: ‘Is er sprake van racial bias ten opzichte van etnische minderheden in de berichtgeving over Covid-19?’. Deze vraag heb ik eerst concreter gemaakt. Hiervoor ben ik voornamelijk naar literatuur over racisme en racial bias in de media gaan kijken. Dit heeft geleid tot het opstellen van vier deelvragen om racial bias na te gaan. Op die manier kon ik meer gericht een inhoudsanalyse uitvoeren. Hierbij combineerde ik een inductieve kwalitatieve inhoudsanalyse met een kwantitatieve analyse. Ik analyseerde krantenartikels gepubliceerd tijdens de eerste lockdown uit twee populaire kranten, namelijk Het Nieuwsblad en Het Laatste Nieuws. Tijdens de analyse lette ik op de representatie van etnische minderheden in België in het algemeen en op de representatie van Marokkaanse Belgen, de ruimte die etnische minderheden in België krijgen in vergelijking met autochtone Belgen, de thema’s die aan bod komen en de persoonlijke details die weergegeven worden bij zowel autochtone Belgen als de etnische minderheden in België. De resultaten tonen aan dat de Marokkaanse Belgen niet gerepresenteerd worden in de berichtgeving over Covid-19. Ik vond geen enkel artikel waarbij deze groep het woord kreeg. Etnische minderheden in het algemeen worden wel aan het woord gelaten, maar niet in verhouding tot hun aandeel in de maatschappij. Ze komen niet representatief aan bod. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat het verschil in verkregen ruimte niet significant is. Daarnaast komen gelijkaardige thema’s aan bod bij beide groepen en zit er geen opvallend verschil in het aantal persoonlijke details. Ik concludeer dat etnische minderheden niet representatief aan bod komen in de berichtgeving over Covid-19. Aan de hand van de resultaten uit dit onderzoek kan ik geen sluitende uitspraken doen over de aanwezigheid van racial bias in de berichtgeving. Verder onderzoek hiernaar is zeker nodig.

Keywords

Listing 1 - 9 of 9
Sort by